Op een wisselvallige, winderige dag in juli trek ik het Heuvelland in.
De route begint in Menen, waar ik een week eerder was geëindigd. Omdat ik toen met de kinderen naar topogidsnormen maar een halve dagtocht heb gemaakt, én omdat er door wegenwerken in Wijtschate-centrum een paar bushaltes niet bediend worden, klok ik uiteindelijk af op iets minder dan 37 km, ofwel ongeveer 7 uur effectieve wandeltijd.

Onderweg van het station van Menen naar het vertrek aan het Badhuis passeer ik enkele muren vrolijk stemmende trieste graffiti.
Het eerste stuk loopt een roteind langs de Leie, deels door industriegebied. Een noodzakelijk kwaad, maar er is ook ruimte voor zelfvermaak. Ik tart meteen alle verbodsbepalingen en trotseer het gevaar:
Ik meen ook een dood schaap te zien liggen, maar nadere inspectie wijst uit dat het slechts om een stúk dood schaap gaat, dat verder harmloos is:
Aan de sluis zwaait een Nederlandse schippersvrouw me enthousiast toe. Sympathiek, die binnenscheepvaart.
Maar voor het grootste deel is het meer dan een kilometer zoiets:
Als ik van de Leie wegtrek kom ik een buizerd tegen, van wie ik een staarwedstrijdje verlies:
De route richting Wervik wisselt sterk: soms zijn er grindpaden, soms asfaltwegen, soms kleine wegelingetjes achter huizen door.
Uiteindelijk kom in aan bij de Laagweg, waar de route van Wervik wegdraait.
Het centrum bereik je dus niet – jammer wel, want in de Franse zustergemeente Wervicq-Sud ligt een Duits soldatenkerkhof, dat ik wel eens had willen bezoeken. Ik haal dat zeker eens in met de fiets.
Ik kruis ook de enige spoorweg van vandaag, en sta – jawel – voor de rode lichten.
Wat verderop tref ik een verzakte koe aan, die bij nadere inspectie met haar voorpoten in een put bij haar waterdispenser staat. Ik dacht al.
Onderweg pleister ik kort bij het aardbeienbedrijf van Wim Mahieu, waar ik voor geen geld een klein bakje scoor. Njammie.
Een kniesoor die erop let dat door Broer Wind het zakje wel haast voortdurend uit mijn handen waait. Want waaien, dat doet het. Ten bewijze een veld golvend vlas:
De luchten overtrekken, en af en toe valt er wat regen. Gelukkig niet te erg.
In een plaats die Google kent als “Amerika”, vlakbij de Kantienbeek, stop ik voor een pauze, in de luwte van een boerhof en een kapelletje. Gemberthee, banaan, rust.
Inwendig versterkt word ik verderop attent gemaakt op rondstruinende trollen.
Geen idee wat er van aan is.
Hier en daar bevat het landschap ook sympathiek gaye toetsen:
De wind doet steeds gekkere dingen. Hij waait zus, mijn capuchon bolt zo.
In Komen vind ik beschutting aan de kantine van de plaatselijke modelvliegtuigclub. De terreinen zijn privé, maar er is geen mens en ik ben proper op mezelf, dus spring ik over het hekje. Het doet deugd even op een bankje te zitten en mijn meegebrachte kikkererwtensalade te nuttigen.
Bij het opstaan echter is het van instant karma.
Grappig, trouwens, zo op de taalgrens bungelend. Met die ryders moest ik wel even lachen, daar in Houthem.
Een verrassende en interessante plek blijkt het nooit voltooide Kanaal Ieper-Komen, dat de IJzer met de Leie had moeten verbinden. Door onder meer de bodemgesteldheid en WW1 is dat er niet gekomen, maar er zijn stukken van bewaard – een gedeelte los, verderop ook een bekender stuk in het Provinciaal Domein Palingbeek.
Het eerste deel langs de spoorweg is veruit het mooiste omdat het er volstrekt verlaten bij ligt. Ik merk een dagpauwoog op die ik een tijdje volg, en spot ook wat bosje op een infobord aangekondigde rolklaver (denk ik).
Het stuk aan de Palingbeek is minder aangenaam om te wandelen, vooral door de lange kasseistroken, die na al die kilometers serieus in mijn zolen bijten. Er is ook best veel volk, wat na al die uren leegte en stilte confronterend is. Ik draai de muziek wat harder en zet er flink de pas in. Nix wie weg hier. Wel boeiend zijn de vele informatiepunten over het oude kanaal.
Direct achter het domein wordt het landschap oogstekend mooi. Ook zijn er steeds meer tekenen van het oorlogsverleden: Spoilbank Cemetery, obussen naast de landerijen, wegwijzers in het Engels.
Helemaal sprookjesachtig wordt het na Oak Bank Cemetery, waar in een landweg de struiken een tunnel vormen. Het Hol van Pluto, maar wát een hol.
Het laatste stukje voor het einddoel zijn de Huikerbossen. Geen uitgestrekte wouden, maar ff een kwartiertje in de luwte lopen doet deugd, zeker in zo’n omgeving.
De wind is namelijk nog steeds ongenadig. Dit is de weg naar Wijtschate:
Ik passeer nog Somer Farm Cemetery en nog meer obussen.
In Wijtschate blend ik met de locals.
Ik merk ook een affiche met een huisdierenreddingsoproep op, die me meteen met een warme gloed vervult.
Bij Bakkerij Geert koop ik als traktatie nog een chocoladekoek met crème, de laatste die nog in de schappen ligt, en geniet. Goed spul.
Alles doet nu echt wel pijn.
Maar omdat de bushalte in het centrum niet bediend wordt wegens wegenwerken, moet ik nog een eindje verder.
Uiteindelijk kom ik uitgewaaid en bruingebrand aan in het station van Ieper, en spoor ik huiswaarts.
Nog meer foto’s: