Op een zondagmorgen begin oktober neem ik me voor van Zwijndrecht naar Kruibeke te wandelen. Ik verkeer in de waan dat het een eitje wordt: 22 km maar volgens mijn topogidsje. Uiteindelijk blijken het er evenwel 27, en ook weer en wind eisen hun tol. Ik stap ongeveer 6 uur effectief over het lastige, maar uitermate verrassende traject.
Mijn auto laat ik achter aan de kerk van Kruibeke, en windekinds trap ik naar Zwijndrecht. Twintig luttele minuten later al stal ik me naast nog dommelend foorgekraam. Binnensmonds vloek ik, want in de namiddag, als ik mijn fiets kom ophalen, wordt het hier vast Lucky Duck-druk.
Het is buiig, dus bevestig ik mijn broekklemmen en houd mijn regenoutfit aan.
Langs het kerkhof weg zet ik er flink de pas in.
Een boom staart me uitdrukkingsloos aan. Wat wil die man hier?
Op de plankenwand van een tuinhok knipoogt Plop nalatige baasjes guitig doch gebiedend toe. Ik, hondloos, stem voor één keer in met de overjarige melkhuispatron, en trek hopperdemopper via Vredespad en Vlietestraat het groen in.
Een eerste long is het Vredesbos, waar mijn geestesoog voor een twijgenwigwam verknipte Vredesmieren een walmende pijp ziet doorgeven. Op de viertalige totem prijkt gelukkig verzoenend een GR-markering. Völkerverständigung mag het ook van eenvoudige symbolen hebben.
Een vroege vlucht ganzen doet me dromen; een blinde muur opent een vista naar een verre einder.
Ik wil mee vreugde scheppen, in alle betekenissen die het woord rijk is, en stap door, via het Vlietbospad en de Verbrandendijk naar de brug over de R1.
Het voetpad is onderbroken, maar ik zie geen alternatief om de ringweg te dwarsen. Eerst neem ik me voor om op de smalle berm naast het hekwerk behoedzaam verder te gaan, maar na een paar hachelijke momenten wissel ik naar het godverlaten werfterrein in de middenstrook.
Het is prettig op de wandelronde eens uitgesproken géén groen te zien. Het wildvertakte wegennet herinnert aan de hoes van Radioheads OK Computer – binnen enkele maanden kan hier weer aangeschoven worden. Hearts full up like landfills / Bruises that won’t heal.
Aan het tramkeerpunt zingt een verdwaalde mier van Alle Menschen werden Brüder.
Enigszins getroost steek ik over naar Het Rot, een deel van het natuurgebied Middenvijver.
Het is er zanderig, met plassen en kreken en heideachtige begroeiing. Er zijn wel wandelaars, maar het is hier zo uitgestrekt dat ik me ver van de bewoonde wereld waan.
Door het berkenbos snelt speels een driepotige hond. Wat zou ik dan de moed verliezen?
Ik steek de vlakte over. Aan de rand dreigen de flatgebouwen van Linkeroever.
Daar, tussen de blokken, liggen in een plas stille getuigen van een verbeten territoriumstrijd. Jong geleerd is oud gedaan, gongt het in mijn hoofd, en ik voel me betrapt: mijn gedachten joelen als een heir van donkerwilde machten, en slechts met moeite weet ik ze te bezweren. Vurig hoop ik dat de ban van het gezegde mag gebroken worden.
In de Willem Klooslaan staat op een pleintje een kroostloze wipvis, star en stil.
Verder, langs het Sint-Annabos, bereik ik de Scheldedijk.
In een kiosk op een enorme parking aan de Gloriantlaan tracht ijscocommerçant Adriaantje me haast obsceen te verleiden tot een Charly, een Upla of een Vanibloc. Ik likkebaard erheen, maar het wordt een kale reis: de producent blijkt enkele jaren terug failliet te zijn verklaard.
Op het Eilandje aan de overkant staat vandaag wat dofjes Zaha Hadids Havenhuis. Een waterbus glijdt voorbij.
Ik passeer het strand van Sint Anna, ga voorbij een scheef Seefbierbord.
En de bocht om torent de autochtone zendmast van Radio Minerva.
Daar ongeveer heb ik afgesproken met Near-Native Companion, vriend in donkere dagen, die me na een vorige etappe in het Waasland ook vandaag een eind zal vergezellen. Het doet goed elkaar terug te zien.
Niet veel verder al houden we bijpratend even halt bij het gesnerp van fanatiek rondjes draaiende modelbouwbootjes op een droef bassin. Wat er in die mensen gevaren moge zijn, vraag ik me af.
Daarna plenzen we door de jachthaven. Op een handvol klussende zeescouts na is er weinig deining. Het is er ook het weer niet naar.
Doornat raken we op de Boeienweide gevangen in het blikveld van vorst en vogel, reiger en roi. Het is een ambachtelijk bronzen beeld van een minzaam moreel baken, maar misschien is dit neige hellen ergens toch ook de voorbode van wankelen? Wellicht maken we dat nog mee.
Aan de voetgangerstunnel zullen onze wegen scheiden, maar eerst nuttigen we iets warms in Retro Café 2. Stoer weigeren we de terrasbrander en kleumen ingeduffeld bij een hete mok, pratend over lief en leed, zichtbaarheid, artistieke beslissingen en beklemmingen, steeds nieuwe beklemmingen. Deugd doet het.
Na het afscheid trek ik, voorbij Minigolf Beatrijs en een eik die me huiverend aan Batmans Scarecrow doet denken, alleen verder richting Galgenweel.
Op een smalle strook tussen Schelde en brakwatermeer guurt de wind me tegemoet. Ik probeer een boterham te eten, maar heb moeite het flapperende beleg op zijn plaats te houden.
Gecraqueleerde en bladderende borden in lang vervloden kleuren weren me. Niet-lid, vloek ik. Hier ben ik een buitenstaander.
Op Rechteroever intussen is de Ka’aba van Brabo verschenen, een schaalloze kubus die dienstdoet als onderstation voor de elektriciteitsvoorziening. Voor mij is de blinde petrolblauwe box een van de iconische hoogtepunten aan de stroom.
Intussen wankel ik boven een van de sleuven van de al even iconische Kennedytunnel. Het duizelt me dat ik hier zomaar kan staan. Ik durf haast niet te kijken, laat staan zwaaien. Het zoeven is gesyncopeerd, op z’n zondags sloom maar niettemin insistent.
Een paar passen verder maar sla ik rechts het pad door het Burchtse Weel in. Sinds 2011 doen de getijden hier weer hun werk – op de slikken en schorren pleisteren tal van vogels en ander gedierte. De scheppende en slopende macht van het water is onmiskenbaar.
Een bankje nodigt uit eindelijk mijn fietsbroek uit te trekken, want de zon is door de wolken gebroken. De aanblik van het weel is er grandioos – het is een moment om niet te vergete.
Op het pompgemaal verderop houdt een tribunaal aalschovers zitting. Van slechte wil noemt men een aalscholver ook wel waterraaf of koolgans, maar vooral het anagrammatische en Annie M.G. Schmidtiaanse schollevaar vind ik bij het vorstelijke dier passen.
In het dorpje Burcht doet een geveltje van TEAM BELGIUM.
Een tijdje baad ik in de warme bakstenen gloed van de Sint-Martinuskerk, waar in het hofje ernaast Adam en Eva innigst verstengeld zijn.
Omdat het volle uur binnenkort zal slaan wacht ik een paar minuten bij de buitenbeiaard, maar die blijft teleurstellend stom.
Ik smeed wel vriendschappen met enkele sympathieke bebaarde broeders op een camionette-je, wat – besef ik – in het Nederlands het niet minder sympathieke camiónnetje zou zijn. Maar sla me dood voor ik dat in compagnie zo durf te zeggen.
Aan de logistieke achterkant van het Fort van Kruibeke is het minder fraai. De afsfaltstraten liggen er rafelig en uitgeput bij. Hier en daar ontbreekt een raam, stapelt afgedankte huisraad zich op.
Maar een vroom vers geeft de klagers het nazien: En zoo uw pijn of smart / Of droefheid praamt te zeer // Zeg dan waarom geklaagd / De Heer leed nog veel meer.
Misschien.
Opnieuw is er natuurgebied, het Kortbroek. Een houten pad dwarst een vijver. Het is herfst.
Via het jaagpad bereik ik dan de Kruibeekse Polders, het grootste gecontroleerde overstromingsgebied van Vlaanderen.
Een ingenieus sluizensysteem creeëert er kunstmatige tijden, waardoor er als vanouds slikken en schorren ontstaan. Die sluizen dragen de namen van hun bouwers, en passen wonderwel bij de context. Zo is er de Meiresluis, toch op en top Antwerps, en ook de aquatisch toepasselijke Meyvissluis: die haringsoort leeft in zee, maar komt in het voorjaar in de Zeeschelde paaien.
De verdronken polders stemmen nederig. In zilvereren plassen sabbert het wassende Scheldewater aan de oevers. Onder het spiegelvlak verschuilt zich blei, brasem en baars. Op een lijnrecht vlonderpad steek ik het gebied over richting dorpskern, door riet en elzenbroekbos. Verduiveld goed beschutte watervogels doen snaterend mijn komst kond.
Over de verhoogde dijk loop ik dan Kruibeke binnen, naar mijn auto.
Ik zet me schrap voor het foorgedruis dat ik weet dat zal komen, en rijd bezield het Stad weer in.
Meer foto’s: