In de tweede week van de paasvakantie ga ik op driedaagse met twee van mijn kinderen. We lopen een eerste bescheiden stuk van de GR12, het langeafstandspad Amsterdam – Brussel – Parijs, in drie haalbare etappes door de Kempen: voor ons ver buitenland. Gepakt en gezakt doen we op de eerste dag 4 uur effectief over de ruim 17 km van Broechem naar Lier, waar we twee nachten in een centraal gelegen studiootje verblijven.

Eerst brengen ons langzaam maar zeker trein en bus naar de vertrekplek. Er wordt wat gelezen, veel getekend, mal gecaprioold, en al gauw om een eerste versnaperpauze gebedeld. Zoals dat zo gaat, met kinderen op schok.
Zelfs in relatieve rust jagen ze hun stappenteller aan…
Startpunt is Broechem, in coronatijden toepasselijk een deelgemeente van Ranst. Aan het Kattengangeske wordt aanvankelijk nog enthousiast geposeerd, tot onze verkenner grimassend terugstuift.
Naast een blik Red Bull heeft een rat er het aardse voor het eeuwige gewisseld, zo blijkt. RIP rat. (Meteen moet ik aan Ripred denken, een personage uit Gregor The Overlander, het boek dat middelman aan het lezen is. Alles haakt in elkaar.)
Het muizel is in alle staten en met geen stokken tot passeren te bewegen. Dan haar maar op mijn arm gehesen. In gedachten herdoop ik het tot Rattengangeske: een begin een queeste waardig.
Zelfs in deze eerste kilometer wordt op verschillende instabare momenten lauw, zelfs stug gereageerd. Nu al sloffen de schoenen over het asfalt. Inertie laat zich moeilijk verdrijven. Ik vervel tot motivatiecoach en beloof beterschap, maar weet niet hoe lang ik het volhoud. Afwisseling zal geboden zijn.
Aan de horizon vallen flarden regen.
Gelukkig loont in april ook buiten Haspengouw het boomgaardkijken. De perelaars tooien zich communiewit, en tussen de bloesems is het op en top genieten, beamen ook mijn reisgezellen.
Even is het gissen naar het doel van de horizontale bamboepakketjes; we houden het op mini-insectenhotels.
In Emblem dan is het blijkbaar in achterafsteegjes streetwise om baasjes in het Engels te wijzen op de uitlaten van hun honden.
Een curiosum is de lokale gevangenis, die vroeger deel uitmaakte van het gemeentehuis, en in gebruik bleef tot de jaren 30. Een cachot met cachet.
En wel, wel, wel: spellend Emblem heeft zelfs een echte Perec! Yes. — Excellent! Wegen en weggetjes, we nemen ze tevreden, rechtstreeks en snel. Welke weelde — Les événements se pressent!
Een eerste keer dwarsen we de Kleine Nete. Het bruinige water staat laag. Aan duiken is geen denken.
De beemden van de meander ernaast vormen een natuurgebied, maar erg uitnodigend vinden we het niet. Hier fietsen in beter weer moet erg fijn zijn, maar te voet is een jaagpad vaak driewerf meh. Door de bomen schemeren plassen, en er zijn ! PAALTJES. Alsof iemand een GR-markering heeft gezaaid en die nu impudicusgewijs is opgeschoten.
De kinderen worden lichtbalorig.
Tot mijn opluchting bereiken we het belangrijkste natuurgebied van vandaag: de Kesselse Heide. Jaren in wanbeheer mismeesterd, nu een verademing. Plots loopt alles over van energie. Klimbomen zijn steevast een hit.
Niet ver achter het provinciaal domein ligt al meer dan honderd jaar Fort Kessel, dat echter nooit een militaire rol van betekenis speelde, net zoals eigenlijk de hele bunkergordel hier. Nog maar half afgewerkt kapotgeschoten in WO1, alras verlaten en opgeblazen in WO2. Nu huizen er vooral vleermuizen.
Een boogscheut verder houden we kort halt bij een ingewerkte Onze Lieve Vrouw. Voor ingeworteld kwaad is echter weinig raad.
We lopen door Kloosterheide, een zanderig gebied waar het gesnerp van kettingzagen tussen de bomen hangt. Vandaag wordt er actief beheerd. Her en der is van bomen de bast doorgezaagd.
Het laatste eind brengt ons opnieuw langs de Nete, waar eveneens gesnoeid wordt.
Een twijgje noopt tot een impromptu impressie van pony.
Eerder onderweg was er sprake van een duo zwanen met halzen die een hart vormen. Dichter bij dat beeld dan deze eenden komen we vandaag niet. Veel stelt het op zich niet voor, maar aan bepaalde verwachtingen is toch maar weer tegemoetgekomen.
Een dankprevel is op zijn plek.
Op de brug over het Netekanaal uit zich ons aller aard:
We passeren nog de visplas van de Koninklijke Netezonen …
… maar dan zijn we er zowat. Door de knappe Lisperpoort lopen we de vesten van Lier over.
Het is welletjes geweest: het centrum verkennen we later wel. Eerst pakken we uit in onze studio, daarna doen we inkopen, en dan is er de beloofde frietjesberg, mét een lokale specialiteit: de Schapenkop, naar de bijnaam van de Lierenaren. Echt iets om trots op te zijn.
Samen kijken we nog naar WALL·E, die de kinderen om een of andere reden helemaal vergeten waren, en dan zit onze eerste dag erop. Bedje binnen, en 🐑🐑🐑🐑🐑 aftellen tot we morgen weer op pad mogen.
Dat het fijn was!
Meer foto’s: