Voor Paasmaandag 2021 voorspelt het KMI een regenzone, buien, hagel, sneeuw en rukwinden: ideaal inleefweer voor de Westhoek dus. Om praktische redenen spreek ik af met collega Nico aan het Bezoekerscentrum van domein de Palingbeek, waar ik bij hem instap om samen naar het centrum van Moorslede te rijden. Over onze terugtocht van zo’n 30 km lang doen we uiteindelijk ruim vijf en een half uur effectief.

Onze timing is waarlijk optimaal, want nauwelijks zijn we vertrokken of de hemelsluizen gaan open.
Er is geen ontsnappen aan: kilometerslang lopen we op een oude spoorwegbedding, de Stroroute Lijn 64, en de wind jaagt de ijzige regen recht in ons gezicht. Hier kunnen geen kap of paraplu tegenop.
Maar ach … het is maar een vale afspiegeling van de ontberingen die de frontsoldaten leden op deze Road to Passchendaele, natuurlijk. Wat zouden wij dan zeuren?
We zijn zo doende met de regen en het geanimeerde gesprek dat we Tyne Cot Cemetery voorbijwandelen, hoewel dat vlak naast de route ligt. Ik was er wel al een paar keer, laatst in 2007, maar ik had het ook eens in deze omstandigheden willen zien. Toch jammer dus, al komt het er vast nog wel eens van.
Voor we er erg in hebben lopen we Zonnebeke in. Sinds kort maakt de toren van de modernistische Lieve-Vrouw-Kerk deel uit van Horizon 2025, het nieuwe Vlaamse netwerk van uitkijkpunten, en met een snel elektronisch besteld ticket beklimmen we die.
Op de verschillende verdiepingen is er meer info over de impact van de oorlog op het landschap en over de wederopbouw van de kerk, nadat die in puin geschoten was en er in de fundamenten een heuse dug-out in was ondergebracht.
Ook de klokken passeren we.
Het uitzicht hier moet op zonnige dagen fenomenaal zijn. We zien Ieper en de Kemmelberg en speuren naar de IJzertoren, maar met dit weer krijgen we die niet te zien.
Wel knarpen op de bovenste verdieping onze schoenen op letterlijk honderden vliegenlijkjes. Overal liggen er hopen van: op de vloer, op de steunbalken, op de vensterbanken. Enkele zieltogen nog, maar de slachtoffers zijn niet te tellen. Als zinnebeeld kan het tellen. Nog nooit was ik directe getuige van zo’n massaslachting, en ook al zijn het vliegjes, het grijpt me aan.
De kerk zelf is de eerste die na de oorlog werd heropgebouwd, grotendeels naar een kubistisch ontwerp van Huib Hoste. DE MEESTER IS HIER EN ROEPT U, luidt het toepasselijk.
In het portaal hangen vervaalde stichtende boodschappen. U ZULT U TOCH DEFTIG GEDRAGEN? We doen ons best.
Een eindje verderop lopen we door de Passchendaele Memorials Gardens, waar de verschillende in de oorlog betrokken naties vertegenwoordigd zijn.
We zetten er flink de pas in, en stoten een eind verderop op Buttes New British Cemetery. Het is niet toegankelijk omdat de grote bezoekersstromen van de laatste maanden voor verzakkingen hebben gezorgd, maar het blijft imposant.
In het omliggende Polygoonbos passeren we onder meer Scott Post, een Duitse bunker die momenteel dienstdoet als vleermuizenkelder. Nico roemt de vele mogelijkheden tot langlaufen die de lange dreven bieden. Ja, denk ik: ook nu loipen we alvast flink door.
De monumenten rijgen zich aan elkaar. Even buiten het bos staat dit trotse Black Watch Memorial, een memento voor de Schotse troepen.
Langs de weg ligt op een erf een kadaver van een ooi te wachten om opgehaald te worden. Haar pas geworpen paaslam ligt ernaast. Opnieuw is het slikken. Deze streek kent geen mededogen.
Van op de Frezenberg zien we dan onze pleisterplaats liggen. Het is stevig klimmen weer, pal tegen de beukende wind in.
Op Bellewaerde Ridge, waar een verwoede tunneloorlog werd uitgevochten, lunchen we bij het Liverpool Scottish Memorial. In niet-coronajaren komen we elk jaar met onze zesdejaars naar deze plek, maar ook al kennen we de omgeving, wennen doet die niet.
Naast een van de kraters hangt in een boom een roest paasei, lijkt het wel.
Hallucinant dat we amper een paar honderd meter verder de achtbanen schampen. Maar ik heb er vrede mee, en denk aan John Maxwell Edmonds’ bekende verzen: When you go home, tell them of us and say / For your tomorrow, we gave our today. Die impliceren immers ook dat ons ten volle leven het grootste eresaluut is dat we de gesneuvelden kunnen brengen.
We passeren Hoge Crater Cemetery, en lopen op veldwegen door naar Sanctuary Wood.
Die begraafplaats hoort bij Hill 62, waar een gedenkteken voor de Canadese inzet te vinden is.
Nu zijn we er bijna. Omtrekkend gaan we de Gasthuisbossen in, en bereiken dan de felbevochten Hill 60, waar de loopgraven ondanks verschrikkelijke verliezen verschillende keren amper een paar meter opschoven. Hier keken beide partijen elkaar recht in de ogen, en gingen toch door. Ik huiver.
Net zoals kraters op Bellewaerde Ridge en de Pool of Peace in Wijtschate is er ook hier een reusachtig litteken in het landschap: de Caterpillar-krater, het restant van een enorme mijnexplosie.
Verder gaat het nu het domein van de Palingbeek in, met onder meer Koen Vanmechelens bekende installate CWRU – ook een oorlogsei.
Onze laatste stop voor de parking is Hedge Row Cemetery, dat schril afsteekt tegen het frisse groen en de zonnige lentebloesems. Short days ago / [They] lived, felt dawn, saw sunset glow, / Loved and were loved, and now [they] lie, / In Flanders fields. Gevallen, maar niet vergeten.
Meteen is dat ook het voorlopige einde van dit deel van West-Vlaanderen. De volgende etappe van de GR128 gaat immers van het nabijgelegen Spoilbank Cemetery naar Kemmel, maar dat pad loopt gelijk met de GR5A, en dat wandelde ik eerder al eens (stuk 1 en stuk 2). Pas als de reisbeperkingen worden opgeheven, trek ik van Kemmel verder richting Wissant.
Tot zolang wandel ik in oostelijke richting andere routes …
Meer foto’s: