Wandelen met kinderen betekent middenwegen zoeken. Met flink wat kilometers in de benen is een kortere etappe als tweede luik van onze driedaagse aangewezen. 13 km geeft het topogidsje aan, van het oude plaatsje Onze-Lieve-Vrouw-Waver terug naar Lier. We nemen ’s ochtends de bus om in de namiddag niet voor verrassingen te staan – een beschimmeld idee, blijkt later. In totaal stappen we ruim 3 uur over de toch bijna 15 km.

Voor nu en straks slaan we in Onze-Lieve-Vrouw-Waver op het driehoekige dorpsplein leeftocht in. Zo volumineus verpakt is het assortiment koeken dat ik er een plastic tasje bij vraag, dat ik na een eerste smikkelronde aan mijn dagrugzak knoop.
De suikerrush doet de onderlinge genegenheid pieken.
Met vereende krachten laten we op verzoek al meteen een paard met rust.
We lopen door het Vossenbergbos en de Brede Zijpe, beide deel van wat ooit het Waverwoud was. Een trio woerden doet wat woerden doen zo vroeg in het seizoen: studentikoos samenhokken, samenzweerderig somberend op de donkere meren van het jonkmanleven. Voor de vrouwtjes is er nog tijd.
Het is nog vroeg in de lente, en fris loof laagt zich op oud groen. Broer en zus lopen naar een dichtgespijkerde hut als in een grimmig sprookje. Knibbel knabbel knuisje, wie eet daar uit het vuistje?
Achter de bomen verschuilt zich Fort Koningshooikt, in 1914 door het oprukkende Duitse leger in brand geschoten en geëvacueerd. Intussen is het animo weer op zijn normale lage peil gezakt, en ballonnetjes om een ommetje te maken worden lek geprikt. Ach ja.
Op het einde van het Witte Relenspad neem uiteraard alleen ik het saaie sas.
In het gehucht Beukheuvel vergezellen ons twee katten: een zwarte ligt verscholen in het hoge gras, een gehavende siamees loert ons toe uit haar ene goede oog. Interacties.
We passeren ook tal van bunkers uit de KW-linie, van Koningshooikt tot het Waalse Waver, een van de gordels die België in WW2 voor de Duitsers moest beschermen. Allemaal vergeefs.
De lucht dreigt. Wolken pakken samen.
Intussen is het voornamelijk verhard stappen, langs en over de Hage- en de Itterbeek. Ik ben allang blij dat er af en toe wat kleine variaties te bedenken vallen: zelfs een kasseistrook naast een gracht is een godsgeschenk. Steeds schoorvoetender schuifelt het vooruit.
De zon wedijvert met de wolkendeken. Zilver en geel bijten zich in ons vast.
Over een stuk privégrond gaat het verder, en in de verte lonkt Lier.
Met het doel in zicht is elk veld een veld te veel, botst elke akker op gesakker. Bokkig verdwijnen handen in zakken. Ook onze linie breekt.
In verpreide slagorde kruisen we het Netekanaal.
De laatste loodjes wegen op het gemoed. Niets saaier om af te stappen dan een jaagpad – daar had ik bij de planning rekening mee moeten houden. Op een bankje zijgen ze neer; ik houd wijselijk een moment afstand.
Hierna volgen we de Kleine Nete. Zaak is de verharde ondergrond zo avontuurlijk mogelijk te maken, voorwaar niet simpel. Gelukkig neemt middelman het voortouw, en het muizel volgt.
De zwaluwen zijn teruggekeerd, en zij niet alleen… Tussen het kanaal en Lier ligt het natuurgebied Anderstad, thuis voor tal van vogelsoorten, onder andere de visdief. Maar ik ken er zelf te weinig van, en het gezelschap sleept me verder.
De rek is er helemaal uit nu.
In het Stadpark dring ik aan op een klassieke broer-zus-foto op een morantisch boogbrugje, die me met tegenzin wordt toegestaan.
Het voorlaatste highlight is het Begijnhof van Lier, Unesco-werelderfgoed. Het is er even prachtig als in Kortrijk, Gent, Leuven, Brugge. Stemmiger wordt het zelden in Vlaanderen.
Er is ook een kruisweg op rijm die me erg aanspreekt. Daerom klinkt het van hun lippen / Simon, help dien Man in ’t gaen. Heerlijk. Van de taal alleen al knapt een mens op.
Ik laat het muizel nog snel poseren aan het Hemdsmouwken, het nog geen meter brede brandstraatje waar Felix Timmermans’ Juffrouw Symforosa woonde, het begijntje dat als een blok viel voor Martienus de tuinier, die – zonder weet van haar gevoelens – monnik besluit te worden. ’t Is al kommer dat kwelt.
En dan komen we bij het echte symbool van Lier, de Zimmertoren. In de middeleeuwen was de ‘Corneliustoren’ nog deel van de stadsomwalling, maar mettertijd raakte hij volledig in verval en was hij voor de sloop bestemd. Begin vorige eeuw kreeg de bouwval ter gelegenheid van 100 jaar Belgische onafhankelijkheid echter een facelift-met-astronomisch-uurwerk, de Jubelklok, ontworpen door Louis Zimmer en geïnstalleerd door vrijwilligers. Wonderschoon, en een waardige afsluiter van deze tweede dag.
Op het appartement lassen we wat rust in. Het knutselmuizel gaat met kraaltjes aan de slag, en intussen maak ik spaghetti. Het doet goed even op adem te komen.
Later op de avond, als onze grote borden wat gezakt zijn, trekken we nog even de stad in, en raak ik aan den drink, gelukkig zonder veel erg…
Op naar morgen!
Meer foto’s: